Monitoring van het chloridegehalte in rivierwater

Het chloridegehalte van de Rijn is hoofdzakelijk afkomstig van de Franse zoutmijnen. Dit heeft invloed tot ver in het binnenland van Nederland. Het chloridegehalte is onder andere van belang bij de drinkwaterfunctie van het rivierwater. Zowel de Maas als de Rijn hebben deze functie.

Om het chloridegehalte in rivierwater te meten wordt een ion-selectieve meetmethode toegepast. Deze meetmethode is gebaseerd op het verschil in spanning tussen een in het rivierwater geplaatste zilverstaaf die voorzien van een buitenlaag van zilverchloride, zilverzout en een referentie-elektrode.

Tussen de zilverchloridelaag van de ion-selectieve meetelektrode en het langsstromende rivierwater vindt een uitwisseling plaats van het chloride-ion. Dit veroorzaakt een spanningsverschil tussen de ion-selectieve meetelektrode en de referentie-elektrode. De referentie-elektrode heeft ook direct contact met het rivierwater maar heeft geen chloridegevoelige buitenlaag. Het verschil in spanning tussen beide elektroden is een maat voor het chloridegehalte in het rivierwater.

Normen

De normen voor zowel de algemene milieukwaliteit als voor de functie van drinkwater zijn 200 milligram per liter. Voor agrarische toepassingen van het rivierwater worden een aantal verschillende normen gehanteerd. Voor substraatteelt en glastuinbouw geldt, afhankelijk van het gewas, een norm van 50 tot 200 milligram per liter, voor veedrenking 250 milligram per liter, volle-grond tuinbouw 500 milligram per liter en voor akker en weidebouw 1.000 milligram per liter. Bij hogere gehalten treedt groeischade op.

Trendmatig onderzoek

Het gehalte in met name de Rijn wordt beïnvloed door de afvoer en werkzaamheden bij de Franse kalimijnen. Om trendmatig onderzoek te kunnen doen zijn meetinstrumenten opgesteld aan de Maas te Eijsden en aan de Rijn te Lobith. Plotselinge verhoging van het chloridegehalte kan duiden op een lozing.