Bodemdieren
Van de bodemdieren wordt de macrofauna bemonsterd. Macrofauna is een verzamelnaam voor ongewervelde dieren die met het 'blote' oog te zien zijn, de zogenaamde macro-invertebraten. Voorbeelden zijn schelpdieren, wormen en muggenlarven. We bemonsteren bodemdieren in zowel de zoute als in de zoete rijkswateren.
Inhoud:
Informatiebehoefte
Kaders voor het zout water bodemdiermeetnet zijn de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM), de Kaderrichtlijn Water (KRW) (specifieke eisen voor zoute wateren en overgangswateren) en daarnaast OSPAR en TMAP (= trilaterale overeenkomst over de Waddenzee tussen Denemarken, Duitsland en Nederland). Voor de zoete wateren geldt de KRW. Voor zowel zoet als zout zijn ook de Habitatrichlijn en Natura 2000 (HRL/N2000) en de Exotenrichtlijn bepalend.
Voor de Noordzee zijn de informatiebehoeften vanuit KRM (waaronder twee bodembeschermingsgebieden voor bodemdieren) en de onder de KRM gebrachte N2000 doelen voor bodemdieren grotendeels gelijk. TMAP en OSPAR stellen geen aanvullende eisen aan gegevensinwinning naast die voor de Vogelrichtlijn en voor de KRM. Afspraken in OSPAR zijn overgenomen in de KRM en kregen daarmee een wettelijk karakter. De eisen van de Vogelrichtlijn voor de Noordzee zijn opgenomen in de KRM.
Daarnaast zijn er afspraken gemaakt in de riviercommissies om de gegevens die voor de KRW en KRM worden verzameld te rapporteren en met elkaar uit te wisselen. Die afspraken behelzen geen extra monitoring.
Operationele eisen
Er zijn vanuit de KRM en de HRL geen formele kwaliteitseisen gesteld aan de monitoring van bodemdieren en biogene structuren, voor wat betreft methode, ruimtelijke dekking en frequentie. Eens in de zes jaar moet een eventuele trend in de vastgestelde indicatoren over een periode van twaalf jaar kunnen worden beoordeeld. Aan de hand hiervan moet worden bepaald of de uiteindelijk de goede milieutoestand wordt bereikt of behouden.
Het KRM monitoringplan gaat uit van het op basis van trefkans minimaal kunnen waarnemen van een 50 procent-verandering in ruimtelijke verspreiding tussen twee meetmomenten, met een betrouwbaarheid van 95 procent. Verder moeten er voldoende meetpunten zijn om de kwaliteit van habitattypen N2000, bodembeschermingsgebieden Noordzee en Eunishabitats te kunnen beoordelen. De Eunis Habitat Classificatie is een Europese classificatie voor het uniform beschrijven van habitats en gericht kunnen inwinnen van gegevens.
De KRW vereist informatie over de soortsamenstelling en de relatieve abundantie van de soorten in een waterlichaam.
Meetstrategie
Bodemdieren worden op veel locaties gemeten. Het aantal meetpunten in de kustwateren, in N2000 gebieden en in de twee bodembeschermingsgebieden is hoger dan elders vanwege de natuurwaarden, de indicatieve waarde van bodemdieren voor de mate van bodemverstoring en de intensiteit van menselijke activiteiten.
Zoute wateren
Monsterlocaties in de Ooster- en Westerschelde zijn gestratificeerd naar ecotooptype. Per ecotooptype wordt random een vastgesteld aantal monsterlocaties geselecteerd. De monsterlocaties in het Grevelingenmeer, Veerse Meer, Noordzee, Waddenzee en Eems-Dollard liggen op vaste raaien of kwadranten.
Bemonstering van bodemdieren met een boxcore. Als de boxcore op de bodem staat en de steekbuis in de bodem zit, wordt de steekbuis afgesloten met de schuif (rechtsonder).
Overgangs- en zoete wateren
De meetfrequentie van macrofaunameetnet varieert naar gelang het watertype en de waterdiepte.
Schelpdierbestanden
Sommige schelpdieren kunnen lokaal ‘banken’ vormen met een grote biomassa en ecologische betekenis. Voorbeelden in zoute wateren zijn mossels en oesters, in zoete wateren driehoeksmossel en quaggamossel. Deze bestanden zijn door het lokale voorkomen en hun omvang niet goed te monitoren met de steekproefmethoden die wordt gebruikt voor de overige bodemdieren. Daarom monitort RWS ze apart. De monitoring is tijdelijk, maar krijgt soms een bijna structureel karakter vanwege veranderingen in het waterlichaam en te nemen besluiten over zoet/zout (Volkerak Zoommeer) en inrichting en beheer (Markermeer, IJsselmeer). De monitoring is één keer per jaar en vond/vindt plaats in slechts enkele waterlichamen: de al genoemden en Hollands Diep/Haringvliet.
Startjaar
1985 Waddenzee, 1990 Delta, 1991 Noordzee, zoete wateren 1992. In de eerste jaren van de zoet water bodemdiermonitoring zijn er afwijkende bemonsteringsmethoden gebruikt. Deze analysedata staat inmiddels in een Excel bestand. Het juiste bemonsterde oppervlakte moet nog worden toegevoegd voordat het bestand bruikbaar is. Schelpdierbestanden: Rijkswaterstaat monitort deze alleen projectmatig/tijdelijk.
Databeheer en -ontsluiting
De data van bodemdiermonitoring ('Macroinvertebraten') zijn op de volgende manieren beschikbaar gemaakt:
- via de viewer
Lees de informatie onder 'i' bij de kaartlaag voor downloadinstructies. - via Aquadesk
U kunt hier een login aanvragen.
Vragen over deze data kunt u stellen bij de Service Desk Data van Rijkswaterstaat. Mocht u om kunnen gaan met een webservice, dan zijn de data ook op die manier bereikbaar; de webservice met RWS-data van Aquadesk staat open.
Delen
Aanvullende informatie
Macrofauna nieuws
In het macrofauna nieuws wordt landelijk kennis gedeeld over Macrofauna:
Mosselkartering zoete rijkswateren
Zoetwatermosselkarteringen zijn geen standaard onderdeel van het MWTL. Omdat ze wel regulier worden/zijn uitgevoerd, is het een belangrijke bron van informatie. De karteringen vinden plaats in het IJsselmeergebied en het Volkerak-Zoommeer. In 2009-2010 is ook het Haringvliet bemonsterd.
WOT-schelpdierbemonstering in de kustzone
Wageningen Marine Research (WMR) monitort voor LVVN jaarlijks eenmaal per jaar intensief de schelpdierbestanden in de kustzone. Dit doen ze met een bodemschaaf. Deze data zijn niet van Rijkswaterstaat en worden daarom hier niet behandeld. De gegevens van de schelpdierbemonsteringen kunt u downloaden op de site van Informatie Huis Marien (IHM). Meer informatie vindt u op de site van de Schelpdiermonitor - WUR.